Caraïbisch uitzicht
door Renzo S. Duin
Recent archeologisch onderzoek toont aan dat het Amazonewoud niet zo ongerept is als het lijkt, maar ook dat de ‘verloren steden in het Amazonegebied’ anders zijn dan Hiram Binghams Machu Picchu in Peru of kolonel Percy Fawcetts ‘Stad Z’ in Brazilië (Heckenberger 2009). Cheryl Ngwenyama, die tegenwoordig publiceert onder de naam Cheryl White, onthult in haar proefschrift,Material Beginnings of the Saramaka Maroons; An Archaeological Investigation, dat er ook in het oerwoud van Suriname overblijfselen gevonden zijn van een verloren stad. Een artikel dat haar proefschrift samenvat werd in 2010 gepubliceerd in Antiquity. Deze verloren stad is Kumako, de eerste nederzetting die de Saramaka Marrons, een gemeenschap van gevluchte slaven en hun nakomelingen, opbouwden in het binnenland van Suriname. Op zoek naar deze stad verrichtte een onderzoeksteam samengesteld uit Marrons, student-vrijwilligers en academici archeologische opgravingen in het kader van hetMaroon Heritage Research Project, dat werd opgezet door Dr. Kofi Agorsah van de University of the West Indies en momenteel onder leiding staat van Dr. White. Wat overigens opvalt is dat de samenstelling van dit team duidelijk maakt dat de archeologie in Suriname niet langer het monopolie is van de bakra, de blanke man uit Nederland. Het archeologisch onderzoek naar de materiële oorsprong van de Saramaka is tegenwoordig een echt gemeenschappelijk archeologisch project.
Cheryl White is geboren in Kingston, Jamaica, en opgegroeid in New York waar ze een bachelor antropologie/archeologie deed. Haar master en Ph.D. werden verkregen bij de University of Florida in Gainesville, Florida, in de Verenigde Staten. De University of Florida is een van de laatste universiteiten met de zogenaamde ‘Four-Field’-benadering. Haar Ph.D.-begeleider, Dr. Peter Schmidt, is bekend om zijn historische archeologie en etno-archeologisch werk onder de Buhaya van Oost-Afrika. White past deze combinatie van historische archeologie en etno-archeologie toe op de Afrikaanse diasporagemeenschappen van Zuid-Amerika, en dan in het bijzonder op de Surinaamse Saramakaanse Marrons. In tegenstelling tot Jamaica en andere Marronenclaves in het Caribische gebied, zijn de Surinaamse Marrons behoudender in plaatsen en praktijken. Overigens zullen de welingelichte lezers ontdekken dat dit boek geen enkele verwijzing telt naar het werk van Silvia de Groot, die destijds aan de wieg stond van het Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek. De Groot was dan ook gefocust op de Ndjuka en Boni, twee andere Marrongroepen in Suriname, en haar werk werd meestal gepubliceerd in het Nederlands. Wel refereert deze dissertatie systematisch naar het werk van Richard en Sally Price. Terwijl Richard en Sally Price sinds het midden van de jaren zestig van de vorige eeuw historisch-antropologisch onderzoek hebben uitgevoerd naar de Saramaka en andere Marronpopulaties in Suriname en Frans Guyana, is dit de eerste keer dat er op de locatie van Kumako archeologische opgravingen zijn gedaan.
Het doel van dit onderzoek was niet zozeer om de achttiende-eeuwse Marronnederzetting van Kumako nader te lokaliseren in de buurt van de bron van de Pikien Saramakarivier, maar om te reconstrueren hoe deze plek als een punt van samenkomst functioneerde in de eerste tijd dat de Saramaka in de binnenlanden van Suriname leefden. Uit het huidige historisch en etno-archeologisch onderzoek is duidelijk geworden wat het karakter was van zo’n vroege nederzetting bestaande uit gemeenschappen van weggelopen slaven en hun nakomelingen. Algemeen werd aangenomen dat historische Marrondorpen een kort bestaan kenden en gelegen waren in afgelegen gebieden. Dat maakte het moeilijk om definitieve conclusies te trekken. Maar deze keer zijn er verschillende objecten aangetroffen, waaronder voorwerpen van aardewerk en fragmenten van stenen bijlen. Ook waren er enkele radiokoolstofmonsters genomen om de vindplaats te dateren. Bovendien werden te Kumako elementen gevonden die duiden op traditioneel Inheems landgebruik, het gebruik van een vorm van technologie en een eigen materiële cultuur. Een 123 pagina’s tellende appendix bevat een overzicht van de wetten die in Suriname ten aanzien van de Marrons zijn uitgevaardigd, opgegraven vondsten, en radiokoolstofrapporten.
Archeologisch onderzoek toont bijna altijd aan dat de lokale historie afwijkt van de veronderstelde geschiedenis. Dat is ook in het geval bij de opgravingen te Kumako. Ten eerste bleek de vindplaats, anders dan vermeld in de orale tradities, te liggen op een ronde heuvel van ongeveer 270 bij 180 meter – een oppervlakte van in totaal ongeveer 3,8 hectare – met steile hellingen van ongeveer twee meter hoog. Hierbij moet worden opgemerkt dat de afbeeldingen en tekeningen in het boek niet van de hoogste kwaliteit zijn en soms zelfs vervormd zijn. In de omringende greppel werden vier uitsparingen voor wegen waargenomen. Een uitholling van ongeveer drie meter in doorsnee werd aangetroffen ten noorden van de heuvel. Fragmenten van aardewerk, gevonden in de buurt van een opgravingsput, werden door Saramakaanse teamleden geïdentificeerd alsahgbang-kommen. Ahgbang of bungu (afb. rechts( zijn grote aardewerken kommen, die oorspronkelijk verkregen werden van Inheemsen (p. 194), maar vervolgens door de Marrons gebruikt werden – en tot op vandaag gebruikt worden – voor rituele baden met gekookte geneeskrachtige planten en andere krachtige kruiden. Dit laat zien hoe lokale teamleden kunnen helpen bij de interpretatie van een archeologische vindplaats. In de tweede plaats roept archeologisch onderzoek meestal meer vragen op dan het beantwoordt. Dat is ook het geval met de koolstofmonsters uit de omliggende greppel. Zij resulteerden in een datering vóór 1620. Deze vroege datering kan een gevolg zijn van natuurlijke bosbranden of van eerdere bewoning door de Inheemse bevolking. Een derde koolstofmonster, verkregen ten noorden van de heuvel, resulteerde in een mogelijke datering uit de vijftiende tot de twintigste eeuw. Deze cirkelvormige heuvel met wegen naar de vier hoofdwindrichtingen, de radiokoolstofdateringen en de aardewerkfragmenten maken gezamenlijk duidelijk dat de geschiedenis van Kumako zeer complex is geweest. Het is mogelijk dat de bewoners zich op deze plaats van voorwerpen voorzagen die oorspronkelijk van Inheemsen afkomstig zijn. Overigens was dit laatste heel gangbaar in andere Marrongemeenschappen, zowel in Suriname zelf als elders in de Guyana’s en het Caribische gebied. Dit proefschrift beschrijft overigens niet enkel het materiële begin van de Saramaka Marrons, maar roept tevens vragen op over de onderlinge relaties tussen de Marrons en de Inheemse volkeren.
Hoewel Kumako in de mondelinge overlevering van de Saramaka een vaste plaats heeft gekregen, lijkt de cirkelvormige heuvel met een greppel, soms onderbroken voor wegen naar de vier windrichtingen, op de zogenaamdemontagne couronnée van Yaou nabij Maripasoula (Frans Guyana). Die meet ongeveer 304 bij 154 meter – een oppervlakte van in totaal ongeveer 3,7 hectare – en heeft steile hellingen van ongeveer twee meter hoog (Mestre in voorbereiding; Petitjean-Roget 1991). In 1999 vertelden Wayana-Inheemsen van de Boven-Marowijne mij de lokale Wayana-naam voor dergelijke ronde heuvels met greppels: ïpï ëtonam toponpï (een heuvel om te verbergen van lang geleden). Volgens de huidige Wayana, waren dit versterkt heuveltoppen waar in het verleden mensen hun toevlucht konden zoeken. Mogelijk waren dit plaatsen waar Inheemsen zich schuilhielden tijdens de invallen die de Taira (Cariben van de kust) eventueel in samenwerking met Marrons deden om zogenaamde ‘rode slaven’ te verkrijgen. De datering van de montagne couronnée van Yaou komt overeen met die van de monsters 1 en 2 (cal. AD 80 - 390 en cal. AD 260 tot 560) van Kumako en duidt daarmee op een oudere voorgeschiedenis van deze ‘verloren stad’ in het oerwoud van Suriname.
Kortom, archeologisch onderzoek, en dan vooral de historische archeologie in de binnenlanden van Suriname, is nog grotendeels terra incognita. De mondelinge overlevering van de Marrons en de Inheemsen wijken af van de algemeen aanvaarde geschiedenis die spreekt van kleine gemeenschappen die proberen te overleven in het ongerepte oerwoud. Het lijkt erop dat de Marrons bezit genomen hebben van een (verlaten) nederzetting van de Inheemse bevolking, maar tegelijkertijd hun nieuwe stad versterkten met wat hen ter beschikking stond vanuit hun eigen erfenis aan middelen tot genezing en zuivering van een bepaald gebied. Een dergelijke dynamische onderlinge relatie tussen Marrons en Inheemsen is zeer in overeenstemming met wat bekend is van Afrikaanse diasporagemeenschappen elders in de regio, zoals in Cuba en Brazilië. Bovendien tonen hedendaags historisch onderzoek en archeologische opgravingen aan dat de tijdelijkheid van dergelijke betwiste gebieden veel complexer is dan tot nu toe wordt aangenomen. Het tegenwoordige multidisciplinaire onderzoek is een combinatie van archeologie, geschiedenis, orale traditie en etnografie, in samenwerking met lokale Marrons en Inheemsen, met als doel om meer inzicht te krijgen in de geschiedenis van de binnenlanden van Suriname en de andere landen in de regio. Material Beginnings of the Saramaka Maroons toont aan wat voor potentieel een gezamenlijk onderzoeksprogramma bezit om inzicht te krijgen in hoe een zelfbewuste gemeenschap als de Saramaka bereid is om het beste te maken van de natuurlijke en culturele omgeving.
Cheryl N. Ngwenyama, Material Beginnings of the Saramaka Maroons; An Archaeological Investigation. Gainesville: University of Florida, 2007. 432 p., ISBN 978 05 4945 683 4. [http://etd.fcla.edu/UF/UFE0020093]
Recent archeologisch onderzoek toont aan dat het Amazonewoud niet zo ongerept is als het lijkt, maar ook dat de ‘verloren steden in het Amazonegebied’ anders zijn dan Hiram Binghams Machu Picchu in Peru of kolonel Percy Fawcetts ‘Stad Z’ in Brazilië (Heckenberger 2009). Cheryl Ngwenyama, die tegenwoordig publiceert onder de naam Cheryl White, onthult in haar proefschrift,Material Beginnings of the Saramaka Maroons; An Archaeological Investigation, dat er ook in het oerwoud van Suriname overblijfselen gevonden zijn van een verloren stad. Een artikel dat haar proefschrift samenvat werd in 2010 gepubliceerd in Antiquity. Deze verloren stad is Kumako, de eerste nederzetting die de Saramaka Marrons, een gemeenschap van gevluchte slaven en hun nakomelingen, opbouwden in het binnenland van Suriname. Op zoek naar deze stad verrichtte een onderzoeksteam samengesteld uit Marrons, student-vrijwilligers en academici archeologische opgravingen in het kader van hetMaroon Heritage Research Project, dat werd opgezet door Dr. Kofi Agorsah van de University of the West Indies en momenteel onder leiding staat van Dr. White. Wat overigens opvalt is dat de samenstelling van dit team duidelijk maakt dat de archeologie in Suriname niet langer het monopolie is van de bakra, de blanke man uit Nederland. Het archeologisch onderzoek naar de materiële oorsprong van de Saramaka is tegenwoordig een echt gemeenschappelijk archeologisch project.
Marrondanseres maakt zich klaar voor de dans (foto Arno Briers)
Cheryl White is geboren in Kingston, Jamaica, en opgegroeid in New York waar ze een bachelor antropologie/archeologie deed. Haar master en Ph.D. werden verkregen bij de University of Florida in Gainesville, Florida, in de Verenigde Staten. De University of Florida is een van de laatste universiteiten met de zogenaamde ‘Four-Field’-benadering. Haar Ph.D.-begeleider, Dr. Peter Schmidt, is bekend om zijn historische archeologie en etno-archeologisch werk onder de Buhaya van Oost-Afrika. White past deze combinatie van historische archeologie en etno-archeologie toe op de Afrikaanse diasporagemeenschappen van Zuid-Amerika, en dan in het bijzonder op de Surinaamse Saramakaanse Marrons. In tegenstelling tot Jamaica en andere Marronenclaves in het Caribische gebied, zijn de Surinaamse Marrons behoudender in plaatsen en praktijken. Overigens zullen de welingelichte lezers ontdekken dat dit boek geen enkele verwijzing telt naar het werk van Silvia de Groot, die destijds aan de wieg stond van het Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek. De Groot was dan ook gefocust op de Ndjuka en Boni, twee andere Marrongroepen in Suriname, en haar werk werd meestal gepubliceerd in het Nederlands. Wel refereert deze dissertatie systematisch naar het werk van Richard en Sally Price. Terwijl Richard en Sally Price sinds het midden van de jaren zestig van de vorige eeuw historisch-antropologisch onderzoek hebben uitgevoerd naar de Saramaka en andere Marronpopulaties in Suriname en Frans Guyana, is dit de eerste keer dat er op de locatie van Kumako archeologische opgravingen zijn gedaan.
Het doel van dit onderzoek was niet zozeer om de achttiende-eeuwse Marronnederzetting van Kumako nader te lokaliseren in de buurt van de bron van de Pikien Saramakarivier, maar om te reconstrueren hoe deze plek als een punt van samenkomst functioneerde in de eerste tijd dat de Saramaka in de binnenlanden van Suriname leefden. Uit het huidige historisch en etno-archeologisch onderzoek is duidelijk geworden wat het karakter was van zo’n vroege nederzetting bestaande uit gemeenschappen van weggelopen slaven en hun nakomelingen. Algemeen werd aangenomen dat historische Marrondorpen een kort bestaan kenden en gelegen waren in afgelegen gebieden. Dat maakte het moeilijk om definitieve conclusies te trekken. Maar deze keer zijn er verschillende objecten aangetroffen, waaronder voorwerpen van aardewerk en fragmenten van stenen bijlen. Ook waren er enkele radiokoolstofmonsters genomen om de vindplaats te dateren. Bovendien werden te Kumako elementen gevonden die duiden op traditioneel Inheems landgebruik, het gebruik van een vorm van technologie en een eigen materiële cultuur. Een 123 pagina’s tellende appendix bevat een overzicht van de wetten die in Suriname ten aanzien van de Marrons zijn uitgevaardigd, opgegraven vondsten, en radiokoolstofrapporten.
Archeologisch onderzoek toont bijna altijd aan dat de lokale historie afwijkt van de veronderstelde geschiedenis. Dat is ook in het geval bij de opgravingen te Kumako. Ten eerste bleek de vindplaats, anders dan vermeld in de orale tradities, te liggen op een ronde heuvel van ongeveer 270 bij 180 meter – een oppervlakte van in totaal ongeveer 3,8 hectare – met steile hellingen van ongeveer twee meter hoog. Hierbij moet worden opgemerkt dat de afbeeldingen en tekeningen in het boek niet van de hoogste kwaliteit zijn en soms zelfs vervormd zijn. In de omringende greppel werden vier uitsparingen voor wegen waargenomen. Een uitholling van ongeveer drie meter in doorsnee werd aangetroffen ten noorden van de heuvel. Fragmenten van aardewerk, gevonden in de buurt van een opgravingsput, werden door Saramakaanse teamleden geïdentificeerd alsahgbang-kommen. Ahgbang of bungu (afb. rechts( zijn grote aardewerken kommen, die oorspronkelijk verkregen werden van Inheemsen (p. 194), maar vervolgens door de Marrons gebruikt werden – en tot op vandaag gebruikt worden – voor rituele baden met gekookte geneeskrachtige planten en andere krachtige kruiden. Dit laat zien hoe lokale teamleden kunnen helpen bij de interpretatie van een archeologische vindplaats. In de tweede plaats roept archeologisch onderzoek meestal meer vragen op dan het beantwoordt. Dat is ook het geval met de koolstofmonsters uit de omliggende greppel. Zij resulteerden in een datering vóór 1620. Deze vroege datering kan een gevolg zijn van natuurlijke bosbranden of van eerdere bewoning door de Inheemse bevolking. Een derde koolstofmonster, verkregen ten noorden van de heuvel, resulteerde in een mogelijke datering uit de vijftiende tot de twintigste eeuw. Deze cirkelvormige heuvel met wegen naar de vier hoofdwindrichtingen, de radiokoolstofdateringen en de aardewerkfragmenten maken gezamenlijk duidelijk dat de geschiedenis van Kumako zeer complex is geweest. Het is mogelijk dat de bewoners zich op deze plaats van voorwerpen voorzagen die oorspronkelijk van Inheemsen afkomstig zijn. Overigens was dit laatste heel gangbaar in andere Marrongemeenschappen, zowel in Suriname zelf als elders in de Guyana’s en het Caribische gebied. Dit proefschrift beschrijft overigens niet enkel het materiële begin van de Saramaka Marrons, maar roept tevens vragen op over de onderlinge relaties tussen de Marrons en de Inheemse volkeren.
Hoewel Kumako in de mondelinge overlevering van de Saramaka een vaste plaats heeft gekregen, lijkt de cirkelvormige heuvel met een greppel, soms onderbroken voor wegen naar de vier windrichtingen, op de zogenaamdemontagne couronnée van Yaou nabij Maripasoula (Frans Guyana). Die meet ongeveer 304 bij 154 meter – een oppervlakte van in totaal ongeveer 3,7 hectare – en heeft steile hellingen van ongeveer twee meter hoog (Mestre in voorbereiding; Petitjean-Roget 1991). In 1999 vertelden Wayana-Inheemsen van de Boven-Marowijne mij de lokale Wayana-naam voor dergelijke ronde heuvels met greppels: ïpï ëtonam toponpï (een heuvel om te verbergen van lang geleden). Volgens de huidige Wayana, waren dit versterkt heuveltoppen waar in het verleden mensen hun toevlucht konden zoeken. Mogelijk waren dit plaatsen waar Inheemsen zich schuilhielden tijdens de invallen die de Taira (Cariben van de kust) eventueel in samenwerking met Marrons deden om zogenaamde ‘rode slaven’ te verkrijgen. De datering van de montagne couronnée van Yaou komt overeen met die van de monsters 1 en 2 (cal. AD 80 - 390 en cal. AD 260 tot 560) van Kumako en duidt daarmee op een oudere voorgeschiedenis van deze ‘verloren stad’ in het oerwoud van Suriname.
Kortom, archeologisch onderzoek, en dan vooral de historische archeologie in de binnenlanden van Suriname, is nog grotendeels terra incognita. De mondelinge overlevering van de Marrons en de Inheemsen wijken af van de algemeen aanvaarde geschiedenis die spreekt van kleine gemeenschappen die proberen te overleven in het ongerepte oerwoud. Het lijkt erop dat de Marrons bezit genomen hebben van een (verlaten) nederzetting van de Inheemse bevolking, maar tegelijkertijd hun nieuwe stad versterkten met wat hen ter beschikking stond vanuit hun eigen erfenis aan middelen tot genezing en zuivering van een bepaald gebied. Een dergelijke dynamische onderlinge relatie tussen Marrons en Inheemsen is zeer in overeenstemming met wat bekend is van Afrikaanse diasporagemeenschappen elders in de regio, zoals in Cuba en Brazilië. Bovendien tonen hedendaags historisch onderzoek en archeologische opgravingen aan dat de tijdelijkheid van dergelijke betwiste gebieden veel complexer is dan tot nu toe wordt aangenomen. Het tegenwoordige multidisciplinaire onderzoek is een combinatie van archeologie, geschiedenis, orale traditie en etnografie, in samenwerking met lokale Marrons en Inheemsen, met als doel om meer inzicht te krijgen in de geschiedenis van de binnenlanden van Suriname en de andere landen in de regio. Material Beginnings of the Saramaka Maroons toont aan wat voor potentieel een gezamenlijk onderzoeksprogramma bezit om inzicht te krijgen in hoe een zelfbewuste gemeenschap als de Saramaka bereid is om het beste te maken van de natuurlijke en culturele omgeving.
Cheryl N. Ngwenyama, Material Beginnings of the Saramaka Maroons; An Archaeological Investigation. Gainesville: University of Florida, 2007. 432 p., ISBN 978 05 4945 683 4. [http://etd.fcla.edu/UF/UFE0020093]
Literatuur
Heckenberger, Michael J., 2009
‘Lost Cities of the Amazon; The Amazon tropical forest is not as wild as it looks.’Scientific American 301(4): 44-51.
Mestre, Michaël, in voorbereiding
Montagnes couronnées en Guyane.
Petitjean-Roget, Hugues, 1991
‘50 sites de montagnes en Guyane française: contribution à l’inventaire des sites archéologiques d’Emile Abonnenc.’ Actes du 12ième congrès de l’A.I.A.C., 241-257.
White, Cheryl, 2010
‘Kumako; a place of convergence for Maroons and Amerindians in Suriname, SA’,Antiquity 84: 467-479.
White, Cheryl, 2010
‘Maroon Archaeology Is Public Archaeology.’ Archaeologies: Journal of the World Archaeological Congress 6(3): 485-501.
Keine Kommentare:
Kommentar veröffentlichen