Quelle: De Ware Tijd v. 26.05.2012
Al maanden ligt het boek Saramaka, De strijd om het bos, te wachten op bespreking door dWT-lit. Het boek bevat het vonnis van het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens (IACtHR), geredigeerd door de jurist Fergus MacKay en uitgegeven door het KIT in Amsterdam, met financiële ondersteuning van Oxfam-Novib. De eerste 50 bladzijden geven een historisch overzicht over de aanleiding van de gang van het Saramakaanse volk naar de Inter-Amerikaanse Commissie en het Hof en de werking van die twee organen van de O.A.S. Van pagina 63 tot 210 staat het vonnis van 28 november 2007 en de interpretatie van dit vonnis op 12 augustus 2008, gewezen door het Inter-Amerikaanse Hof in de zaak van het Saramakaanse volk versus de staat Suriname. Als bijlagen zijn er tot slot verklaringen van twee getuigen opgenomen.
Ja, het boek gaat over de grondenrechten, in het boek worden ze landrechten genoemd, van het Saramakaanse volk, een half jaar geleden nog hot item in alle media vanwege de vroegtijdig, abrupt afgesloten conferentie op Colakreek.
In juli 1997 werd het Boven-Suriname-gebied opgeschrikt door de komst van Chinezen die gidsen zochten om het bos in te gaan om te kijken naar de hoeveelheid winbare bomen in het gebied. Na enig speurwerk werd een concessie-aanvraag bij LBB aangetroffen voor een gebied van 127.000 ha aan de linkeroever van de Surinamerivier ongeveer tussen Pokigron en de overkant van Semoisi, een gebied waar grote dorpen als Guyaba, Pikin Slee, Nw-Aurora, Botopasi, JawJaw en nog zo’n 18 kleinere dorpen te vinden zijn. Wie zich verdiept heeft in het leven van de Saramakaners (en dit geldt natuurlijk ook voor de andere inheemse en tribale volken) weet, dat het leven van de mensen daar draait om het bos, zoals kapitein César Adjako van Kajapaati tijdens een verhoor voor het Inter-Amerikaanse Hof van de OAS in Costa Rica zo kernachtig uitdrukte. Als vreemdelingen de bomen achter hun dorpen zouden kappen en meenemen (en daarbij het bos, de kostgronden, de heilige plaatsen, de kreken, de jachtgebieden niet onbeschadigd zouden laten!!), waar zouden zij dan nog hout vandaan halen voor hun boten, huizen, peddels en andere gebruiksvoorwerpen? Die verwevenheid van het leven van de binnenlandbewoners met het bos speelt een hoofdrol in het vonnis van het IACtHR. Uit de getuigenissen in de bijlagen op de laatste pagina’s blijkt dat ook heel duidelijk. Het pas schoongemaakte kostgrondje van Silvi Adjako ergens langs de Atjonipasi werd door Chinese houtkappers van Ji Shen (onder bescherming van militairen van het Nationaal Leger), totaal overhoop gehaald, de kreek waaruit ze haar drinkwater haalde werd dichtgegooid en vervuild. In totaal verloor Silvi drie kostgrondjes en leed daardoor grote schade! De mannen van het gebied mochten daar ook niet meer jagen van de Chinezen.
Het verhaal van Silvi is exemplarisch voor het gebrek aan zorg van opeenvolgende regeringen voor het welzijn van de binnenlandbewoners. Silvi werd ook nog eens geboren in een dorp dat nu op de bodem van het stuwmeer ligt. De bouw van de stuwdam heeft veel meer impact gehad op het denken van de Saramakaners over de centrale regering in Paramaribo, dan mensen in de stad over het algemeen waar willen hebben. Lees daarvoor de verhalen uit ‘Rond het sterfbed van mijn dorp’ van Dorus Vrede maar. In elk geval heeft die ingrijpende gebeurtenis zeker ook bijgedragen tot de wens om het probleem van de landrechten grondig aan te pakken. Toen de toenmalige regering eind 90-ger jaren niet reageerde op brieven van het Saramakaanse volk, dienden de 12 Saramakaanse lö als eigenaren van de grond samen met de Vereniging van Saramakaanse Gezagsdrager (VSG) met hulp van de in landrechten gespecialiseerde advocaat Fergus MacKay in oktober 2000 een petitie in bij de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Rechten van de Mens. Die petitie werd bekend als ‘Zaak 12.338, Twaalf Saramakaanse Clans’.
In het boek wordt ingegaan op de mogelijkheden die de OAS heeft geschapen via de ‘Amerikaanse Verklaring inzake de rechten en plichten van de mens’ uit 1948 en het ‘Amerikaans Verdrag voor de Rechten van de Mens uit 1969, waar Suriname in 1987 lid van werd. Daarmee erkende Suriname zonder voorbehoud de bevoegdheden van de Inter-Amerikaanse Commissie en het Hof. In 2007 oordeelde de Commissie onder andere dat de staat Suriname ‘het recht op rechtsbescherming in artikel 25 van het Amerikaans Verdrag had geschonden’ en deed aanbevelingen aan Suriname. Omdat Suriname niet adequaat reageerde, stuurde de Commissie de petitie door naar het Inter-Amerikaanse Hof dat in november 2007 vonnis wees in het voordeel van het Saramakaanse volk. Het vonnis is niet alleen in extenso afgedrukt, maar ook toegelicht in het boek. Voor mensen die hun nieuwsgierigheid ten aanzien van de grondenrechten willen bevredigen, geeft dit boek een duidelijke uitleg.
Toch heb ik één groot probleem: Voorop het boek staat, in vol bigi-pangi-ornaat, de woordvoeder van de VSG, Hugo Jabini. Vele malen stelde hij in de media de nalatigheid van opeenvolgende regeringen aan de kaak om de rechten van het Saramakaanse volk te erkennen. Vele malen reisde hij naar Washington, Costa Rica en Genève om te getuigen over de schending van de rechten van zijn volk. Hij kreeg zelfs samen met de voorzitter van de VSG, hoofdkapitein Wazen Eduards, de Goldman Environmental Prize. Als deze intussen afgestudeerde jurist en parlementariër de jurisdictie van het IACtHR van wezenlijk belang acht voor de erkenning van de rechten van zijn volk op het land waar zijn voorouders al eeuwen wonen, hoe kan hij dan stemmen vóór de amnestiewet die ook na de recente uitspraak van de Krijgsraad volgens deskundigen op het gebied van internationaal recht tegen internationale verdragen ingaat die Suriname heeft getekend? Het IACtHR heeft talloze uitspraken gedaan waarin amnestie voor mensenrechtenschenders wordt afgekraakt. Genoemd kunnen bijvoorbeeld worden de uitspraken van het Hof tegen de amnestiewet van Brazilië in november 2010 en natuurlijk de Moiwana-case. Is Jabini het eens met zijn fractievoorzitter Panka, één van de indieners van de amnestiewet, dat de OAS zich niet moet bemoeien met de binnenlandse aangelegenheden van Suriname? Geldt dat dan niet ook voor het Inter-Amerikaanse vonnis ten aanzien van de Saramaka-case? Compromitteert Jabini met zijn stemgedrag daarmee niet ook de jarenlange inzet voor de Saramakaanse zaak van getuige-deskundigen in het proces, zoals Richard Price, Peter Poole en David Padilla, en niet in de laatste plaats van de mensenrechtenjurist Fergus MacKay?
Christine F. Samsom
Saramaka, de strijd om het bos; inclusief de uitspraak van het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens. Redactie Fergus MacKay. 223 pp. Amsterdam: KIT Publishers 2010. ISBN 978 90 6832 612 3, Nugi 680/828.
Ja, het boek gaat over de grondenrechten, in het boek worden ze landrechten genoemd, van het Saramakaanse volk, een half jaar geleden nog hot item in alle media vanwege de vroegtijdig, abrupt afgesloten conferentie op Colakreek.
In juli 1997 werd het Boven-Suriname-gebied opgeschrikt door de komst van Chinezen die gidsen zochten om het bos in te gaan om te kijken naar de hoeveelheid winbare bomen in het gebied. Na enig speurwerk werd een concessie-aanvraag bij LBB aangetroffen voor een gebied van 127.000 ha aan de linkeroever van de Surinamerivier ongeveer tussen Pokigron en de overkant van Semoisi, een gebied waar grote dorpen als Guyaba, Pikin Slee, Nw-Aurora, Botopasi, JawJaw en nog zo’n 18 kleinere dorpen te vinden zijn. Wie zich verdiept heeft in het leven van de Saramakaners (en dit geldt natuurlijk ook voor de andere inheemse en tribale volken) weet, dat het leven van de mensen daar draait om het bos, zoals kapitein César Adjako van Kajapaati tijdens een verhoor voor het Inter-Amerikaanse Hof van de OAS in Costa Rica zo kernachtig uitdrukte. Als vreemdelingen de bomen achter hun dorpen zouden kappen en meenemen (en daarbij het bos, de kostgronden, de heilige plaatsen, de kreken, de jachtgebieden niet onbeschadigd zouden laten!!), waar zouden zij dan nog hout vandaan halen voor hun boten, huizen, peddels en andere gebruiksvoorwerpen? Die verwevenheid van het leven van de binnenlandbewoners met het bos speelt een hoofdrol in het vonnis van het IACtHR. Uit de getuigenissen in de bijlagen op de laatste pagina’s blijkt dat ook heel duidelijk. Het pas schoongemaakte kostgrondje van Silvi Adjako ergens langs de Atjonipasi werd door Chinese houtkappers van Ji Shen (onder bescherming van militairen van het Nationaal Leger), totaal overhoop gehaald, de kreek waaruit ze haar drinkwater haalde werd dichtgegooid en vervuild. In totaal verloor Silvi drie kostgrondjes en leed daardoor grote schade! De mannen van het gebied mochten daar ook niet meer jagen van de Chinezen.
Het verhaal van Silvi is exemplarisch voor het gebrek aan zorg van opeenvolgende regeringen voor het welzijn van de binnenlandbewoners. Silvi werd ook nog eens geboren in een dorp dat nu op de bodem van het stuwmeer ligt. De bouw van de stuwdam heeft veel meer impact gehad op het denken van de Saramakaners over de centrale regering in Paramaribo, dan mensen in de stad over het algemeen waar willen hebben. Lees daarvoor de verhalen uit ‘Rond het sterfbed van mijn dorp’ van Dorus Vrede maar. In elk geval heeft die ingrijpende gebeurtenis zeker ook bijgedragen tot de wens om het probleem van de landrechten grondig aan te pakken. Toen de toenmalige regering eind 90-ger jaren niet reageerde op brieven van het Saramakaanse volk, dienden de 12 Saramakaanse lö als eigenaren van de grond samen met de Vereniging van Saramakaanse Gezagsdrager (VSG) met hulp van de in landrechten gespecialiseerde advocaat Fergus MacKay in oktober 2000 een petitie in bij de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Rechten van de Mens. Die petitie werd bekend als ‘Zaak 12.338, Twaalf Saramakaanse Clans’.
In het boek wordt ingegaan op de mogelijkheden die de OAS heeft geschapen via de ‘Amerikaanse Verklaring inzake de rechten en plichten van de mens’ uit 1948 en het ‘Amerikaans Verdrag voor de Rechten van de Mens uit 1969, waar Suriname in 1987 lid van werd. Daarmee erkende Suriname zonder voorbehoud de bevoegdheden van de Inter-Amerikaanse Commissie en het Hof. In 2007 oordeelde de Commissie onder andere dat de staat Suriname ‘het recht op rechtsbescherming in artikel 25 van het Amerikaans Verdrag had geschonden’ en deed aanbevelingen aan Suriname. Omdat Suriname niet adequaat reageerde, stuurde de Commissie de petitie door naar het Inter-Amerikaanse Hof dat in november 2007 vonnis wees in het voordeel van het Saramakaanse volk. Het vonnis is niet alleen in extenso afgedrukt, maar ook toegelicht in het boek. Voor mensen die hun nieuwsgierigheid ten aanzien van de grondenrechten willen bevredigen, geeft dit boek een duidelijke uitleg.
Toch heb ik één groot probleem: Voorop het boek staat, in vol bigi-pangi-ornaat, de woordvoeder van de VSG, Hugo Jabini. Vele malen stelde hij in de media de nalatigheid van opeenvolgende regeringen aan de kaak om de rechten van het Saramakaanse volk te erkennen. Vele malen reisde hij naar Washington, Costa Rica en Genève om te getuigen over de schending van de rechten van zijn volk. Hij kreeg zelfs samen met de voorzitter van de VSG, hoofdkapitein Wazen Eduards, de Goldman Environmental Prize. Als deze intussen afgestudeerde jurist en parlementariër de jurisdictie van het IACtHR van wezenlijk belang acht voor de erkenning van de rechten van zijn volk op het land waar zijn voorouders al eeuwen wonen, hoe kan hij dan stemmen vóór de amnestiewet die ook na de recente uitspraak van de Krijgsraad volgens deskundigen op het gebied van internationaal recht tegen internationale verdragen ingaat die Suriname heeft getekend? Het IACtHR heeft talloze uitspraken gedaan waarin amnestie voor mensenrechtenschenders wordt afgekraakt. Genoemd kunnen bijvoorbeeld worden de uitspraken van het Hof tegen de amnestiewet van Brazilië in november 2010 en natuurlijk de Moiwana-case. Is Jabini het eens met zijn fractievoorzitter Panka, één van de indieners van de amnestiewet, dat de OAS zich niet moet bemoeien met de binnenlandse aangelegenheden van Suriname? Geldt dat dan niet ook voor het Inter-Amerikaanse vonnis ten aanzien van de Saramaka-case? Compromitteert Jabini met zijn stemgedrag daarmee niet ook de jarenlange inzet voor de Saramakaanse zaak van getuige-deskundigen in het proces, zoals Richard Price, Peter Poole en David Padilla, en niet in de laatste plaats van de mensenrechtenjurist Fergus MacKay?
Christine F. Samsom
Saramaka, de strijd om het bos; inclusief de uitspraak van het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens. Redactie Fergus MacKay. 223 pp. Amsterdam: KIT Publishers 2010. ISBN 978 90 6832 612 3, Nugi 680/828.
Keine Kommentare:
Kommentar veröffentlichen